Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag

Geomorfologie

Hoogtekaart

Het onderstaande figuur geeft de hoogtekaart van het gebied weer. Hierbij is rood de hoogste delen van het landschap en blauw de laagste delen. Hierdoor is de grens van het Oost-Nederland plateau te zien, diagonaal van noord naar het zuiden. De Berkel ligt hier ingesneden in het Oost-Nederlands plateau. Het verschil tussen de hoogste en laagste delen is ongeveer 60 meter.

Hoogtekaart gebied

Ontstaansgeschiedenis

Aan de hand van de geomorfologische kaart is de ontstaansgeschiedeniskaart van het gebied gemaakt. Hierbij zijn de vlakken samengevoegd die door de zelfde vormende processen zijn ontstaan.

Genese gebied
1. Glaciaal (landijs)

In de een na laatste ijstijd, het Saalien, heeft landijs over het gebied gelegen dat nu de Berkel is. Dit landijs heeft een schurende, slijpende en brekende werking uit geoefend op de ondergrond. Verschillende plekken aan weerzijde van de Berkel zijn hierdoor gevormd.

2. Periglaciaal (smeltwater)

Deze plekken in het landschap zijn uitgesleten door smeltwater. Omdat de ondergrond permanent bevroren is kon water niet infiltreren. Hierdoor is het water oppervlakkig afgestroomd. Zodoende is er erosie veroorzaakt in het landschap.

3. Denudatief (zwaartekracht)

Onder invloed van zwaartekracht verplaatst los gesteende/grond zich van boven naar beneden. Rondom het grensgebied vinden deze processen plaats in westelijke richting.   

4. Fluviatiel (stromend water)

Op de plekken waar de Berkel door het landschap snijd/heeft gesneden zijn fluviatiele afzettingen te zien. Dit is sediment wat afkomstig is vanuit het water.

5. Eolisch (wind)

Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien bereikte het landijs Nederland niet, echter beïnvloedde het poolklimaat het landschap op grote schaal.  De bodem was permanent bevroren en de wind had een grote invloed op het landschap. Er was nauwelijks vegetatie aanwezig, en naarmate de ijstijd langer duurde verdween het grootste deel van de vegetatie. Door het verdwijnen van de vegetatie had de wind nog meer grip op het landschap en vonden er op grote schaal zandverstuivingen plaats. Deze zandverstuivingen verspreidden over grote delen van het landschap een deken van dekzand. Aan het einde van de ijstijd nam de vegetatie weer toe, de planten waren in staat om het zand beter vast te houden waardoor het dekzand beter bleef liggen. Doordat de vegetatie niet overal gelijktijdig opkwam ontstond er reliëf in de vorm van kilometerslange dekzandruggen3).

Paleogeografie

Het gebied wordt gedomineerd door pleistocene zandgebieden die boven NAP liggen. Noordwest van het gebied ligt bij Neede een stuwwal. Het beekdal waarin de Berkel stroomt wordt aan weerzijden afgewisseld met tertiaire en oudere afzettingen.

Vanaf 2000vc – 1500vc begint zich veen te ontwikkelen op de pleistocene zandgebieden en de tertiaire en oudere afzettingen. Deze veengroei ontwikkeld zich door de storende lagen die in de ondergrond zitten. Daardoor kan vocht slecht infiltreren. Het veen groeit tot 500vc gestaagd door en stabiliseert zich rond dit jaar. Na 800nc verdwijnt het veen abrupt door menselijk ingrijpen. De veengebieden worden ontgonnen en het beeld van 2000vc is weer zichtbaar. Veel van de voormalige veengronden liggen eeuwenlang als woeste gronden in het landschap en worden geleidelijk omgevormd tot landbouwgronden2).

Geomorfologie Berkel

De Berkel ligt in het gebied in de overgang van boven naar midden- benedenloop. Het verschil in verhang van de Berkel van het Duitse deel naar het Nederlandse is hier groot. De Berkel stroomt hier van het Oost-Nederlands plateau af en komt terecht in een vlak landschap. Door het verschil veranderd de snelheid van de stroming van snel naar langzaam waardoor de Berkel hier in een depositiezone ligt.

Geomorfologie van de Berkel

Bovenstaand figuur is een gecombineerde kaart van de hoogte-, geomorfologische-, en bodemkaart waarbij ook de lopen van 1850 tot het heden zichtbaar zijn. Hierdoor is te zien wat voorheen het stroomgebied van de Berkel is geweest. Waar de Berkel Nederland in stroomt heeft het een meanderend karakter gehad waarbij het op verschillende plaatsen in het landschap heeft gelegen. Het stroomgebied van de grens tot Eibergen is bepekt door de hogere delen in het noorden en zuiden van het gebied, hiertussen heeft de Berkel zich ingesneden. Bij Eibergen wordt de Berkel tussen twee hoger gelegen delen ingeknepen. Dit heeft het effect van een flessenhals waardoor er voor dit punt bij hogere waterstanden een overstromingsvlakte kan ontstaan omdat het water niet snel genoeg afgevoerd kan worden.

Wanneer de Berkel dit punt heeft gepasseerd heeft het zich uitgewaaierd in een overstromingsvlakte. Voor 1250 heeft de Berkel in noordwestelijke richting langs Neede gestroomd waar het in een groot veengebied uitmondde. In de geomorfologie van de Berkel zijn nog oude lopen als beekdalbodem met meanderruggen en geulen te herkennen. Dit is een oude hoofdgeul van de Berkel geweest. Door de stuwwal bij Neede zit er een scherpe bocht in de oude loop om iets verder langs de stuwwal te kunnen stromen.

In 1250 is er een rivierbed gegraven bij Haarlo die via Borculo Berkelwater laat stromen naar Zutphen. Vanaf dat moment is dit de hoofdloop geworden van de Berkel. De oude Berkelloop bij het verdeelwerk bij Haarlo is de Bolksbeek geworden. Bij hoogwater voert de Bolksbeek de overcapaciteit af naar het Twentekanaal1).

Bronnen

1) Makaske, B., Maas. G. & Candel, J. (2020) Handboek Geomorfologisch Beekherstel. Amersfoort: Stiching Toegepast Onderzoek Waterbeheer

2) Vos, P., M. van der Meulen, H. Weerts en J. Bazelmans 2018: Atlas van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd tot nu, Amsterdam (Prometheus). 

3) WUR. (2019). Legenda geomorfologie. Legendageomorfologie.Wur.Nl. Retrieved September 21, 2021, from https://legendageomorfologie.wur.nl/

Lees verder

1. Landschap ecologie

2. Landschap biografie

3. Stamboom van het landschap